Creatieve mensen worden hoe langer hoe minder op waarde geschat. Creativiteit komt tot bloei in een open omgeving, waar tijd, ruimte en vrijheid wordt gegeven aan het experiment en het creatieve proces. Helaas worden deze omgevingen schaarser en schaarser. Van hoog tot laag, van nonprofit organisaties tot overheid en grote bedrijven, worden creatieve mensen ofwel gemicromanaged en klein gehouden, ofwel helemaal niet meer aangenomen. Hier zit een discriminerend luchtje aan, als je ‘t mij vraagt.
Creatieve mensen zitten zelden op de stoel waar de beslissingen worden genomen. Dat is ook wel enigszins logisch: je kunt ze niet verdrietiger maken dan ze in een managements- of bestuursfunctie neer te zetten, met werkzaamheden die weinig met creatie te maken hebben. Laat dat vooral over aan anderen met een spreadsheet- en vergaderfetish. Het vervelende is wel dat managementtypes door de jaren heen steeds autoritairder zijn geworden. En steeds angstiger voor het geven van tijd, ruimte en vrijheid aan de creatieve geesten die voor hen werken. Managers zijn als de dood voor experimenten – een noodzakelijk onderdeel van het creatieve proces. Alles moet geformatteerd worden, en zo streng mogelijk, waarbij geen komma mag worden verschoven, want formats zijn veilig. Denken ze. Want daar is marktonderzoek naar gedaan. Daar is drie maanden lang over nagedacht (door mensen zonder een greintje, je raadt het al, creativiteit en durf in hun donder).
Formatvirus
Creatieve industrieën (zoals de media) worden langzaam kapotgemaakt door het formatvirus. In plaats van vertrouwen te geven aan de creatieve mensen die je in huis hebt, wordt Het Format heilig verklaard. Je mensen mogen dat format (dat op tal van andere formats lijkt, want originaliteit is eng) dan netjes binnen de lijntjes inkleuren. Niemand ontkomt aan het micromanagement. De creatieve flow wordt hierdoor constant onderbroken, en uiteindelijk komt er een grijs, safe, cliché en corporate eindproduct uit.
Vacature: ideeënmachine
Een aantal jaar geleden solliciteerde ik op een functie op een communicatie-afdeling van een overheidsinstelling. Reden was de sollicitatietekst, waarin gevraagd werd om een zeer creatief iemand, die ‘out of the box’ dacht, een ‘ideeënmachine’ was, en meer van dit soort kreten. Voorafgaand aan het gesprek kreeg ik een casus. Een project waar de afdeling de communicatie voor moest verzorgen – hoe zou ik dat aanpakken?
Tijdens het gesprek presenteerde ik mijn plan, waar positief (‘Briljant!’) op gereageerd werd. Niet alles was echter mogelijk, zoals mijn voorstel om de naam van het project (dat op posters in de stad zou worden gedrukt) te veranderen. Die naam was namelijk door iemand ‘van boven’ bedacht. Nee, niet door God, maar een of andere ambtenaar zonder taalgevoel. Wij gaan over de communicatie, dus ook over de projectnaam, zei ik. Waar heb je anders een communicatie-afdeling voor? Was iemand van de afdeling aanwezig geweest toen de naam werd gekozen? Nee, dat was niet het geval. Dat moest in het vervolg anders, vond ik.
De volgende dag werd ik gebeld. Ik was het niet geworden. Ondanks dat mijn plan het beste was van alle sollicitanten, waren ze van mening dat ik niet goed zou passen binnen de bestuurlijke verhoudingen. Er waren ‘veel ego’s’ waar ik rekening mee zou moeten houden. Ik kon niet zomaar zeggen wat ik dacht.
Kortom, een creatieve ideeënmachine klinkt leuk, maar als puntje bij paaltje komt, schrikken de managers terug. De status quo van de bedrijfscultuur mag niet verstoord worden. Na deze sollicitatie was het mij ook meteen duidelijk waarom we niets van de overheid hoeven te verwachten op het gebied van creatieve oplossingen. Mensen die daar verstand van hebben, werken niet bij de overheid. En degenen die per ongeluk wel worden aangenomen, krijgen geen poot aan de grond, omdat ze in de minderheid zijn.
Het hele kleine radiozendertje
Nog een voorbeeld: onlangs had ik een gesprek bij een lokale radiozender. Een hele kleine lokale radiozender. Daar moet nog wel het een en ander kunnen, dacht ik. Daar mag nog geëxperimenteerd worden. Out of the box gedacht worden. Ik pitchte twee ideeën: een programma waarin ik mensen uit de regio interview over spirituele zaken. Readers, healers, reiki-beoefenaars, zweethuttenbouwers, ayahuascadrinkers, noem maar op. Het tweede idee was een discussieprogramma over muziek.
Ik werd met een glazige blik aangekeken. ‘Eigenlijk,’ zei de man in keurig gestreken wit overhemd, ‘zoeken we iemand voor een dagelijkse nieuwsshow. Nieuws uit de regio, tussen zes en acht ‘s avonds.’ Dit was namelijk conform het format van de zender. Het format van het, nogmaals, piepkleine radiozendertje. In feite zochten ze iemand om het nieuws van een papiertje voor te lezen en plaatjes (die door de computer werden geselecteerd) aan- en af te kondigen. WANT DAT PASTE IN HET FORMAT.
Anekdotisch bewijs
Creatievelingen worden buiten de deur gehouden, zo lijkt het. Dit zijn slechts twee van mijn ervaringen – ik heb er legio. En hoewel anekdotisch bewijs, denk ik een trend te zien. Een trend die de verkeerde kant op gaat. Waarbij angst de grote raadgever van de mannen in pak is. De angst af te wijken. De angst voor aandeelhouders. De angst voor vrijheid, het experiment, speelsheid, menselijkheid. De angst vertrouwen te geven aan een ander.
Je ziet dat creatieve mensen steeds vaker hun toevlucht zoeken als zzp’er. Dan maar freelancen, ondanks dat dat ‘van boven’ behoorlijk wordt ontmoedigd. De politiek wil geen freelancers, wil geen autonome kunstenaars, dat is duidelijk. Alles moet in bestaande hokjes. Mensen moeten zich schikken naar het hokje, in plaats van andersom.
Gelukkig zijn er podcasts; de laatste vrije haven voor expressie.